De laatste loodjes
Tja, die wegen niet zo zwaar als je aan het reizen bent. Zwembaden, jungle en watervallen, het houdt niet op. Maar het houdt natuurlijk wél op. Want nog één dagje en dan vliegen we naar huis. Net genoeg tijd om nog snel een verhaaltje te schrijven over onze belevenissen van de afgelopen drie weken in Paraguay en Argentinië. Voor de allerlaatste keer.
'Paraguay is a place for those keen to have a truly authentic South American experience', aldus de Lonely Planet-reisgids. We snapten niet zo goed wat ze hiermee bedoelden, want wij troffen vooral heel veel Duitse immigranten aan, maar als ze bedoelen dat je kans maakt om in Paraguay nog een ouderwetse staatsgreep mee te maken, dan hebben ze gelijk. Want op de dag dat we het land binnenkwamen, werd juist de president van het pluche geschopt. Gelukkig bleef het wonderbaarlijk rustig in het land, waardoor we overal veilig konden rondreizen.
Zo bezochten we een Duitse kolonie, Hohenau, dicht bij de beroemde ruïnes van Jesus en Trinidad, die door de Jezuïten gebouwd zijn in de zeventiende eeuw. Uiteindelijk vonden de Spanjaarden de Jezuïeten te machtig worden en trof hen hetzelfde lot als de laatste president van Paraguay. Daardoor zijn er nu alleen nog een aantal afgebrokkelde kerken te zien, waar het goed struinen is omdat je bijna geen andere toeristen tegenkomt.
Maar voor we naar de ruïnes gingen, bezochten we eerst Iguazú, volgens velen de mooiste watervallen ter wereld. De watervallen liggen op de grens van Brazilië en Argentinië, een paar kilometer ten oosten van Paraguay. We bezochten zowel de Braziliaanse als de Argentijnse kant. Een lange loopbrug brengt je naar de top van de Gargante del Diablo, de grootste en wildste van alle watervallen. De onderkant is altijd gehuld in wolken waterdamp en is daarom nooit zichtbaar. Volgens de Guaraní, de inheemse bevolking, woont daar de duivel. Het gebulder was adembenemend. Waar je ook keek zag je water naar beneden lazeren.
Maar ook het decor loog er niet om. De jungle eromheen zat vol apen, wasberen, toekans en andere exotische dieren, wat bij elkaar een paradijselijk gevoel gaf. De Guaraní geloofden dat een van de goden eens een prachtige maagd ontvoerde en haar verstopte achter de watervallen. De zwaluwen die je kunt zien zweven over het geraas zoeken volgens de legende nog altijd tevergeefs naar de verstopte schoonheid. Mooi hè.
Na al dit moois was het dan eindelijk tijd voor de laatste bestemming: Buenos Aires. We hadden hier nog een dikke week, dus we besloten niet te gaan zitten wachten op de hotelkamer, maar ons onder te dompelen in de cultuur van de stad, wat niet heel moeilijk was. Elk barretje waar we binnenstapten ademde tango, folkore, cultuur. Overal waren hippe koffietentjes, ouderwetse platenzaken, jaren '30 café's en propvolle boekwinkeltjes. Ja, het is een enorm drukke en grote stad, maar er is metro en de mensen zijn erg behulpzaam bij het zoeken naar het juiste tangobarretje. We vonden het misschien wel de leukste stad die wij gezien hebben in Zuid-Amerika.
En dat was het dan. Negen maanden op de kop af. Van 10 oktober 2011 tot 10 juli 2012. Het was episch en hilarisch, stikheet en ijskoud, vermoeiend en verrijkend. Het was ook:
- 10 landen (11 als je België meetelt)
- 44 paspoortstempels (waaronder niet minder dan 12 Argentijnse)
- 4146 foto's (en dat is een selectie)
- 18 nachtbussen (waarvan de langste 26 uur, van Atacama naar Santiago. De beste was de laatste, naar Buenos Aires, waar we champagne, whiskey en wijn kregen voorgeschoteld. Sterker nog,
opgedrongen. Dat slaapt beter)
- 51 nieuwe Facebookvrienden (handig voor toekomstige tripjes)
- 14 vluchten (de trofee voor de gammelste gaat naar Air Panamá)
- 89 hostels (in één daarvan troffen wij een hagedis in een kussen, in een andere twee grote larven in het kussensloop, in een derde hostel bedbugs in de lakens en op meerdere plekken kakkerlakken
in de badkamer)
- 13 Boottochten (de meest misselijkmakende was 36 uur aan één stuk van Panamá naar Cartagena)
- 6 zonnebrillen (de slechtste hield het slechts twee dagen en viel toen zonder aankondiging uit elkaar)
- 34405 kilometer (dat is alleen in Zuid-Amerika en exclusief sidetrips, excursies, hikes, rondrijden in steden, etcera. Ongeveer evenveel als iemand die woont in Utrecht en werkt in Den Haag rijdt
in een jaar)
Tot slot: de bokaal voor raarste backpacker (een vraag uit het publiek) gaat naar een jongen in Leticia, Colombia, die elke bladzijde die hij in zijn boek had gelezen er abrupt uitscheurde en op een stapeltje naast hem neerlegde. Ook lag er een theedoek met driehonderd Spaanse pepertjes te drogen op zijn dorm-bed, en doorbrak hij gesprekken door zomaar te gaan lachen. Heel eng. Verder heeft hij een hele nacht op het beton in de haven geslapen om zeker te zijn van een kaartje voor de boot de volgende dag. Dat is hem gelukt. Dat wel.
Tot zover! Bedankt allemaal voor het meereizen vanuit de stoel!
De backpack in de hoek
Elke ochtend naar het opvanghuis, elke middag naar Spaanse les, uitrusten in de weekenden. Het leven hier in Sucre zag er heel anders uit dan de zeven maanden reizen ervoor. Het was bijna net als het werkende leven in Nederland. Maar we vonden het heerlijk om een maand lang op één plek te blijven en de backpacks even te parkeren. En het was het gesnotter, geshop en geploeter meer dan waard.
Het is lunchtijd. Alle kinderen zitten te eten in het bijgebouw van het opvanghuis als kleine Devy plotseling aan mijn broekspijp trekt. Hij moet poepen, doet het al bijna in zijn broek. Ik til hem naar de deur, die net openzwaait. Marieke piekt naar binnen en roept: 'Bloed in het schoolgebouwtje! Kan iemand me helpen?' Ik zet Devy in het gras, die meteen begint te poepen, en loop met Marieke mee naar de overkant. Onder de trap staat Jhamil moedeloos te bloeden uit zijn neus. We volgen het bloedspoor de trap op, de hal door, richting het toilet, om wc-papier te halen. In de W.C. staat Yhanden, roerloos, met een sip gezicht. Hij had de pot niet gehaald en heeft nu een volle broek. Ook zitten zijn handen vol met bloed. Heeft hij Jhamils bloedneus geprobeerd te deppen of heeft hij hem de bloedneus bezorgd? Geen tijd om het uit te zoeken. Terwijl Marieke een schone broek voor hem regelt, ren ik terug naar Jhamil onder de trap en stelp het bloeden. Hij kijkt erg beteuterd maar het is gelukkig niks ernstigs, dus we kunnen met een gerust hart de bus terug naar ons hostel pakken.
Snotteren
Zomaar een fragment uit het dagelijks leven in kinderdagopvang Los Ciruelitos (De Kleine Pruimen), waar we drie weken lang vrijwilligerswerk hebben gedaan. Elke ochtend werkten we van negen tot één
uur in het opvanghuis, dat gerund wordt door drie lieve tantes die voor een hongerloontje (€1,50 per dag) elke dag de kinderen begeleiden. Het centrum is opgezet om arme, vaak alleenstaande moeders
de mogelijkheid te bieden om hun kinderen overdag goedkoop ergens onder te brengen (€2,50 per maand). Zelf kunnen de moeders dan naar hun werk. De opvang krijgt totaal geen steun van de overheid en
is voor het overgrote deel afhankelijk van de hulp van vrijwilligers zoals wij. Er is volgens de tantes niet eens genoeg geld om eten te kopen. Toch krijgen de kinderen goed te eten en zijn er
zelfs vitaminepillen - meegebracht door een vrijwilliger.
Gelukkig is het niet elke dag broekpoepers en bloedsporen wat de klok slaat in Los Ciruelitos. Sterker nog, integendeel. Het werk met de kinderen was fantastisch. Bij aankomst rond negen uur vliegen een stuk of wat kids je om de nek. 'Gringito! Marcame!' 'Buitenlandertje! Til me op!' Marieke loopt meestal naar binnen met één kleintje op de arm en één aan de hand, en ik (Az) krijg de nobele taak om de kinderen een uur lang om beurten in de lucht te gooien. Als hun energieniveau voldoende gedaald is, gaan we zitten in één van de drie lokalen en proberen we de kinderen te helpen met spelen (de kleintjes van één tot vier jaar) of met hun huiswerk (de groep van vier tot zes jaar). Marieke zat meestal bij de kleintjes, ik bij de groteren. Van huiswerk kwam het meestal niet. Veel leuker om aan de nek van gringito (that'll be me) te gaan hangen, terwijl snottebellen zo lang als panfluiten aan hun neuzen bungelen.
Schoenen shoppen
Genoeg over snottebellen. Zoals eerder al gezegd moet De Kleine Pruimen het vooral hebben van de steun van vrijwilligers. Marieke had opgemerkt dat veel van de kinderen kapotte schoentjes droegen
en kwam met het idee om voor de hele mikmak (dertig kinderen plus de drie tantes en hun kinderen) schoenen te gaan kopen. Toch bleek het moeilijker dan gedacht om zesendertig paar schoentjes op de
kop te tikken. Het opmeten van de voetjes, het avond na avond rondstruinen op de markt en het eeuwige onderhandelen met de verkopers kostte een boel tijd, maar was ook erg leuk om te doen. En de
gezichtjes van de kinderen toen ze de schoentjes kregen maakte alles natuurlijk dubbel en dwars goed. En als klap op de vuurpijl konden we dankzij Jan en Hienke ook nog een sloot luiers, poedermelk
en medicijnen kopen voor de kinderen. Geweldig!
Spaans studeren
's Middags na de lunch hadden we steeds Spaanse les op de Fox Academy. Deze school steunt allerlei goede doelen in Sucre, zoals een weeshuis en Engelse les voor locals. Ook betaalt de Fox Academy
het salaris van de tantes in het opvanghuis waar wij werkten. Spaanse les in Bolivia is zo goedkoop dat we allebei privéles konden krijgen. Mariekes lerares ging als een trein door de grammatica
heen, terwijl ik tijdens mijn les gezellig zat te keuvelen over de Boliviaanse politiek. Na twee weken was Marieke al bij de voltooid toekomstige tijd aanbeland en besloot ze dat het wel genoeg
was. Ik keuvelde nog een weekje door, maar heb na drie weken nu ook wel genoeg van de uren huiswerk en de imperfecto del subjunctivo (jeweetwel, die zich gedraagt als condicional). Maar we kunnen
nu wel heel beleefd een biertje bestellen. Dat dan weer wel.
En nu? Nu is onze tijd in Sucre alweer voorbij, pakken we de backpacks weer uit de hoek en sjorren we ze weer op onze rug, op weg naar Paraguay, om via Iguazu in Buenos Aires te geraken. En rap een beetje, want het feest is al bijna voorbij! Nog pak ‘em beet drie weken en we zijn weer in het land van paal en perk! Tot gauw!
Records scoren met David
Na ruim zeven maanden in ons gezamenlijke uppie gereisd te hebben, was het dan eindelijk zover: David van der Vloed kwam langs! (Volgens verschillende Boliviaanse tickets ook wel David Ublioet, David Vid Vloed en David van der Bloed). We zouden elkaar begin mei ontmoeten in het noorden van Bolivia. David buste vanaf Peru omlaag, deed tot wel drie tours op één dag en sprintte naar Machu Picchu om maar op tijd in Bolivia te zijn. Wij namen nachtbussen omhoog vanaf Argentinië en reden onderweg nog paard, namen een duik, bezochten een zilvermijn en hoorden veel te vaak El condor pasa op de panfluit. We ontmoetten David uiteindelijk aan de oevers van Lago Titicaca, dat met 3800 meter hoogte te boek staat als het hoogste navigeerbare meer ter wereld (check).
Na twee dagen lang elkaar het hemd van het lijf en de oren van het hoofd te hebben gekletst, reisden we samen naar La Paz, de hoogst gelegen hoofdstad ter wereld (check). Daar vielen we met onze neus in de demonstratie-boter. Want hoewel de naam van de stad ‘de vrede' betekent, zijn haar inwoners niet echt vredelievend. In de twee dagen dat we er waren gingen de dokters de straat op voor minder werkuren, de inheemse bevolking voor schoon drinkwater, de buschauffeurs om onduidelijke redenen, maar waarschijnlijk gewoon om te rellen, de mijnwerkers voor betere arbeidsvoorwaarden, de ambtenaren omdat ze niks beters te doen hadden, maar sowieso tegen het bewind van Evo Morales (ook wel Evo Narco), wat weer een tegendemonstratie uitlokte van steunbetuigende inheemsen, enzovoort, enzovoort.
Hoe ook, geen stad om lang te blijven dus. We pakten een vliegtuig naar de jungle in Parque Nacional Madidi, wat volgens de Lonely Planet het meest biodiverse stukje aarde is (check). Eerst namen we een driedaagse tour naar de pampas, wat een soort open jungle is, en waar het erg makkelijk dieren spotten is. En je moet het ze meegeven, er waren inderdaad een boel dieren. Van doodshoofd- tot kapucijneraapjes en van zwarte kaaimannen tot roze rivierdolfijnen. Ook waren er heel veel muggen, die zich totaal niet aan de regels hielden en zich op klaarlichte dag in zwermen tegoed deden aan gringobloed. Maar op de boot lieten ze je meestal met rust, waardoor varen in het zonnetje, achtervolgd door roze dolfijnen, ieders favoriete activiteit was. Marieke maakte iedereen jaloers door aan haar teen gesabbeld te worden door een dolfijn tijdens het zwemmen. En Daaf viel uit de boom in de rivier op zoek naar anaconda's, al beweert hij dat het opzet was.
Na de pampas doken we nog twee dagen de jungle in, met Luis ‘Baloe' de kok en Pedro ‘Catfish' de gids. Luis heette Baloe omdat hij een goedlachse knuffelbeer was, Pedro heette Catfish omdat hij graag troebele wateren opzocht, net als zijn schubbige naamgenoot. We sliepen in een inheems dorpje, in een gebouw dat door Dierenartsen Zonder Grenzen was gebouwd. Overdag liepen we door het oerwoud en liet Pedro ons de schatten van de jungle zien, bijvoorbeeld dat termieten eten goed is tegen muggen (maar niet heel smakelijk, weten we nu) en dat fire ants zo heten omdat je huid heel warm wordt als ze je prikken (maar vooral pijn doet, weten we nu). Na nog een rondje door het dorp gelopen te hebben, waarbij de bewoners lieten zien hoe goed ze konden vlechten met palmbladeren, was de trip voorbij en klommen we weer de boot in terug naar de bewoonde wereld.
Back in La Paz vierden we onze terugkomst in de beschaving met hutspot, tomatensoep en vieze bitterballen bij een Hollands restaurant. De dag erna vlogen we naar Uyuni, om daar de op-één-na-grootste zoutvlakte ter wereld (net geen check) te bekijken met een driedaagse Jeeptour. Voor ons alle drie was dit één van de hoogtepunten van de reis. Niet alleen de gigantische zoutvlakte was indrukwekkend, ook de gekleurde lagunes vol flamingo's, de besneeuwde vulkanen op de achtergrond, de geisers, de thermale baden en de ritten over de hoogvlakten waren adembenemend. Op de derde dag werd David afgezet bij de Chileense grens, waarvandaan hij terug naar Peru is gereisd om op de 31e weer naar Holland te vliegen.
Wij gingen intussen de andere kant op, richting Sucre, waar de versnelling weer even een tandje lager is gegaan. We gaan hier namelijk een paar weken Spaans leren en tegelijk vrijwilligerswerk doen bij de Fox Language Academy (www.foxacademysucre.com). Onze dagen zien er de komende tijd als volgt uit: 's ochtends helpen we in een opvanghuis voor kansarme kinderen, 's middags krijgen we Spaanse les, waarvan het geld naar Engelse les gaat voor de lokale bevolking. Zo steekt iedereen wat op. Check!
Gletsjers en gordeldieren
Zeven grensovergangen, 9.000 kilometer, een miljoen pinguïns en heel veel pampa. Na zesendertig dagen op de weg is onze wicked campertrip door Patagonië voorbij. Tijd om weer eens wat van ons te laten horen!
We zijn weer in Santiago, in een appartement van een gastvrije Chileense die we via Couchsurfing hebben gevonden. Het voelt raar om na een dikke maand weer in een warm bed te slapen, om te douchen in een echte badkamer en om te koken op meer dan één pit. Het uitzicht is wennen. Overal mensen, overal flats, overal auto's. In Patagonië schrok je je een hoedje als je een auto tegenkwam op de weg. We hebben zoveel gezien, zoveel gereden, zoveel gedaan, waar beginnen we?
Bij het begin natuurlijk. We reden vanuit Santiago over de snelweg naar beneden, staken vlug de grens over en vergaapten ons al op dag twee aan de mooie natuur van het Argentijnse Merengebied. We vonden de meren zo mooi dat we naïef de weg af denderden om aan het strand van Lago Nahuelhuapi te bivakkeren. Prachtig, dit is het goede leven, dachten we toen we wakker werden in onze campert op het strand. Wegrijden bleek minder idyllisch. Na twee meter reden we ons vast in het mulle zand. Alsof dat niet genoeg was, wilde na fanatiek losgraven van de wielen de motor niet meer starten. Geweldig! Wat nu? Gelukkig waren we nog niet helemaal in de middle of nowhere en hielp een aardige Argentijn met een 4x4 de amateurs uit het zand met startkabels en touwen.
De dagen daarop vervingen we wat essentiële onderdelen in de auto en zetten weer koers naar het zuiden. Geen tijd te verliezen, dachten we. Het wordt winter in Patagonië en dan sluit de hele santekraam voor het seizoen. In twee dagen hobbelden we de beroemde grindweg Ruta 40 over. De eenzaamste weg die we ooit hebben gezien. Niets dan pampa, pampa en pampa, honderden kilometers lang. Maar het had ook zijn schoonheid. Het gevoel om in een totaal verlaten plek te rijden en te slapen zullen we niet snel vergeten. De zonsondergangen waren meer dan mooi en lieten ons nooit in de steek.
Intussen hoopte ik (Az) vurig een gordeldier te zien, wat toch één van de meest sympathieke diertjes is die rondhuppelt op de pampa, en dat al sinds de dinosaurussen hun snor drukten. Verder vermaakten we ons tijdens de lange weg omlaag met het fotograferen van jaartallen op de kilometerbordjes. We stuiterden langs de Franse Revolutie rap richting de Tachtigjarige oorlog en voor we het wisten spijkerde Luther zijn stellingen op de deur. Pruttelend naar het einde van de wereld reden we terug in de tijd. Op de dag dat we Ruta 40 verlieten, werd Jeanne d'Arc al op de brandstapel gezet. Maar een gordeldier spotten, ho maar.
De rit was het waard. In het zuiden wachtten prachtige pieken en gigantische gletsjers op ons. We wandelden door beroemde parken als Torres del Paine en Los Glaciares. En we staarden een hele dag naar de Perito Moreno gletsjer, waar we een paar huizenhoge brokken ijs in het water zagen bulderen. Dat gaat met veel bombarie, maar dat mag ook wel, want elk ijsblok heeft zo'n tweehonderd jaar gewacht om naar beneden te kunnen kletteren. Maar ook op minder beroemde plekken was het uitzicht prachtig. Elke ochtend werden we wakker naast een ander kraakhelder ijskoud meer, met op de achtergrond besneeuwde toppen en een kudde wilde lama's of struisvogels. 's Nachts trokken we de dekens steeds verder over ons hoofd, en al gauw kwamen daar mutsen, sokken en truien bij.
In Ushuaia, de meest zuidelijke stad ter wereld, werd de kou te bont. We vonden een camping en warmden ons bij het haardvuur, samen met een stel fietsers die na twee jaar trappen hun stalen ros in de wilgen hingen en een paar veel te lange Oostenrijkers die al twee weken lang bij de haard zaten. Het vuur was er zo behaaglijk en de mensen zo vriendelijk, dat we in een paar dagen tijd de hele wintervoorraad hout van de campingbaas verstookten. Tja, je bent op Vuurland of je bent het niet.
Na veel tegensputteren startte ook op dag negentien de motor en begon de lange weg terug omhoog. Opnieuw was het pampa wat de klok sloeg. Waar trouwens veel meer dieren leven dan je zou denken van zo'n dorre steppe. Op een gemiddelde dag pampa moesten we uitwijken voor een kudde wilde lama's, remmen voor op hol geslagen struisvogels of slome schapen, slalommen langs kleine loopvogels die er beter aan hadden gedaan hun vliegvermogen niet te verliezen, en incasseerden we de nodige kamikazevlinders en zwermen levensmoeë strontvliegen.
Na een paar dagen rijden kwamen we bij een enorme pinguïnkolonie aan, die ons met hun gekwaak en gewaggel een goede dag vermaakten. Verder naar het noorden zagen we ook zeeleeuwen en hadden we hoop op orka's, maar die lieten zich helaas niet zien. Die hadden blijkbaar geruild met de gordeldieren, want die waren opeens overal. Ik rende steevast dolblij achter de doodsbange diertjes aan, en Marieke maar wachten in de auto.
Restte ons nog de oversteek van oost naar west, terug naar Santiago. Na al die natuur waren we wel weer toe aan wat cultuur. We mikten op de wijncultuur, want we kwamen toch langs Mendoza, de Argentijnse wijnstreek. De chauffeur kon natuurlijk maar mondjesmaat proeven, maar gelukkig konden we goedkoop flessen inslaan voor koude nachten in de Andes, onze laatste hobbel voor Santiago.
En wat voor hobbel. Op de weg richting Chili ligt Aconcagua, met 6.962 meter de hoogste berg van Zuid-Amerika. De berg was relatief makkelijk te bekijken tijdens een wandeling in de herfstzon, waarbij we ook weer eens de benen konden strekken na negenduizend kilometer op ons gat gezeten te hebben. We sloten de trip af met een gezellig biertje met de eigenaar van het camperbedrijf, en zo is dat avontuur ook weer voorbij. Jammer, want het was wel een van de allerfijnste dingen die we hier hebben gedaan! Nu gaan we nog verder omhoog naar Bolivia, waar de versnelling weer een tandje lager gaat voordat we naar het vliegtuig in Buenos Aires gaan. Maar dat is toekomstmuziek. Voor nu: geniet van de lente, dan doen wij dat van de herfst!
De weg naar Santiago
3200 kilometer, dertien dagen. Zo lang duurde het om van Cusco naar Santiago de Chili te reizen. Door de diepste ravijnen, de droogste woestijnen en de kaarsrechtste wegen. Om aan te komen in deze heerlijke hoofdstad, waar mannetjes schaken in het avondlicht op het paviljoen, jonge stelletjes vanillehoorntjes halen bij de ijsboer en waar studenten met traangas bekogeld worden door de politie. Maar daarover straks meer.
Eerst die diepste ravijnen. Die vind je rond Arequipa, de op één na grootste stad van Peru. Vandaaruit deden we een trektocht naar de Colca Canyon, de op één na diepste kloof ter wereld. Bovenaan hadden we een prachtig uitzicht over de bergen en de dalen, van besneeuwde toppen over 5000 meter tot de Colca rivier beneden op 2000 meter. En daartussen zweefden condors, met een Spaanse kraag om hun nek en vleugels zo groot als surfplanken. We strompelden naar beneden naar de bodem van het ravijn, waar een oase was met palmbomen en blauwe zwembaden. Heerlijk en rustig was het daar beneden, tot de tourgroepen 's avonds arriveerden met hun zwetende lijven en veeleisende buiken (en we weer eens blij waren dat we op eigen houtje waren gegaan). De 1200 meter terug omhoog de canyon uit waren minder zwaar dan gedacht en de pindakaas op het uitzichtpunt aan de top smaakte des te beter.
Toen de droogste woestijnen. Van Arequipa staken we de grens over naar Chili, op weg naar de Atacama woestijn, tot voor kort de droogste woestijn op aarde. Het had er namelijk onlangs geregend, waardoor het van de eerste plaats gekukeld is. Toen wij er waren dreigde het nog steeds. We bezochten de Zoutbergen en de Maanvlakte, waar zwarte wolken vol bliksem het landschap nog absurder maakten dan het al was. De lucht stond letterlijk onder spanning. Als ik mijn camera aandeed op de top van een heuvel, klonk er een vreemd getik in de lucht, en Mariekes haren gingen recht overeind staan van de statische elektriciteit (zie foto). Brrr, gauw weer naar beneden.
De Atacama is beroemd om zijn heldere nachten bomvol sterrenstelsels. Hier staan de grootste telescopen ter wereld te speuren door de kosmos. We wilden graag een bezoekje brengen aan het observatorium van een Franse astronoom, maar door de wolkenvelden was zelfs de maan niet zichtbaar en ging het sterrenfeest niet door. De vrijgezellen in de stad hebben noodgedwongen de hele nacht doorgetrokken. Vreselijk.
Als alternatief gingen we daarom 's ochtends vroeg naar de geisers van Tatio kijken, die op 4300 meter hoogte stikheet water de ijskoude lucht in blazen. Toen we daar aankwamen had het juist die nacht gesneeuwd, wat bijna nooit voorkwam aldus de gids, en waardoor het leek alsof we op een andere planeet waren opgestaan dan waarop we waren gaan slapen. De geisers werden wakker toen de zon opkwam en maakten samen met de sneeuw één van de mooiste landschappen die we ooit hebben gezien. Marieke nam nog een duik in het warme geiserwater, maar ik kreeg mijn hand niet van de knop en schoot mijn geheugen vol.
Restte ons nog een etmaal in de bus om naar de hoofdstad te raken, waar tenslotte die camper nog steeds op ons wacht. Santiago was een verademing na alle stinkende, drukke, natte, koude Zuid-Amerikaanse hoofdsteden die we tot nu toe hebben gezien. Het is hier in één woord Europees, en dat vinden we stiekem best wel fijn. Hier kun je makkelijk een slaapzak scoren voor straks in Patagonië, of een nieuwe stekker kopen voor de laptop om nog snel een weblog te schrijven voordat we gaan.
Maar dus ook studentenprotesten meemaken. Gisteren werd onze gemoedelijke lunch met ciabatta en camembert (kom daar eens om in Peru of Ecuador) plots onderbroken door een menigte studenten die met traangas achterna gezeten werd door de oproerpolitie. Het dochtertje van onze hoteleigenaar kwam heel zielig met de tranen op haar wangen de ramen dichtdoen. De studenten hier gaan al een jaar lang de straat op om gratis en beter onderwijs te eisen (kom daar eens om in Nederland). We zullen zien of de demonstranten er over een maand nog zijn.
Want morgen is de grote dag. Dan begint onze 28-daagse roadtrip door Patagonië. We hebben een wegenboek met campings en benzinestations erop, we hebben slaapzakken en we hebben zakjes aardappelpuree en potten pasta, dus we zijn er klaar voor! Wij gaan de winter tegemoet, voor jullie geldt: een fijne lente toegewenst!
Van oude beschavingen...
Peru is het land van de ruïnes. Je kunt hier je kont niet keren of je struikelt over de resten van één of andere verloren beschaving. Onze tocht door Peru werd dan ook een soort Grande Ruïnetour.
De Chachapoyas
Het begon in het kletsnatte bos in het noorden van het land. Net toen we uit de jungle omhoog waren geklauterd, stuitten we op het ‘Machu Picchu van het noorden', oftewel de bergvesting Kuélap,
vlakbij de stad Chachapoyas. De naam van die stad is tegelijk ook de naam van het volk dat de burcht gebouwd heeft. ‘Chacha' betekent ‘wolken' en ‘Poyas' betekent ‘mensen'. De wolkenmensen dus. En
je moet het ze meegeven, wolken genoeg in Kuélap (waar het natuurlijk ook de hele tijd uit regende). De wolkenmensen leken daar minder van wakker te liggen, want zij bouwden hun steden het liefst
op de top van de bergen, midden in de wolken. Kuelap lag op de hoogste top. Van daaruit kon je - als het een keertje niet bewolkt was natuurlijk - alle wolkenkrabbers in de verre omtrek zien liggen
en in de gaten houden. En genieten van het mooie uitzicht, zoals wij deden.
De Moche
Next waren de Moche, een volk dat langs de noordkust van Peru in de dorre, hete zandwoestijn woonde. Die bouwden hun huizen met modder. Gebakken modder, om precies te zijn. Helaas voor de Moche
kunnen modderbakstenen niet zo goed tegen tijd en regen, en dus is er tegenwoordig weinig meer van deze machtige beschaving te zien, behalve een paar enorme zandhopen. Pluspuntje voor de Moche is
dat binnen in die zandkastelen de prachtigste goudschatten lagen begraven, die nu in steengoede musea worden tentoongesteld, met goud en mummies en potten en pannen.
De Nazca
Verder naar het zuiden, waar de woestijn nog droger wordt, leefden de Nazca. De Nazca hadden als hobby om gigantische tekeningen in de woestijn te maken die ze zelf niet konden zien. Een aap van
honderd meter, een vogel van tachtig meter, kilometers lange lijnen, ze konden hun lol niet op. Nou ja, dat is één van de interpretaties van de beroemde Nazcalijnen. Anderen zeggen dat ze het voor
de buitenaardse wezens maakten, die vliegmachines hadden en de lijnen wél konden zien. Weer anderen houden het op een enorme kalender, waarbij de lijnen naar bijvoorbeeld de zonnewende wijzen en de
figuren sterrenbeelden zijn. Maar misschien deden de Nazca het dus wel gewoon voor de grap. Zo van: 'Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is honderdtachtig meter lang. Een kolibrie!' Wat het ook
was, het is heerlijk om zittend op een rots in de woestijn na te denken over het mysterie van de Nazca, uitkijkend over de lijnen (en gloeiend te verbranden).
De Inca
Ja, dus, na de wolkenkrabbers, de zandkastelenbouwers en de lijnentrekkers kwamen we aan bij de beroemdste oude beschaving: de metselaars, ofwel de Inca. De stad Cusco (waar we nu zijn) in de
bergen van het zuiden van Peru, is dé plek om Incaruïnes te bekijken. Het wemelt er hier van. En ze hebben allemaal even moeilijke namen. We bezochten Tambomachay, Pukapukara, Sacsaywaman (sexy
woman?), Pisaq en Ollantaytambo. Allemaal voorspel voor de grote klapper: Machu Picchu. Volgens de Lonely Planet is een bezoek aan Machu Picchu voor veel mensen 'the defining moment of their trip
to South America'. Zo hoogdravend deden wij er niet over, maar MP is zó beroemd, we hadden de klassieke ansichtkaartfoto al zó vaak gezien, dat de verwachtingen toch hoog waren. De net zo beroemde
Inca Trail lopen zat er voor ons niet in, want die was in februari de hele maand gesloten vanwege onderhoud en regen. Noodgedwongen moesten we met de toeristentrein. We overnachtten in Machu Picchu
town, een lawaaierig dorp waar je alle slechte kanten van het massatoerisme tegelijkertijd op je dak krijgt. Toch sliepen we er, om de volgende ochtend voor zonsopgang naar de ruïnes te kunnen
klimmen.
Braaf stonden we om kwart over vier op en zwoegden over de steile stenen treden omhoog, terwijl het langzaam licht werd om ons heen. Maar al hijgend bleek al snel dat we wolken ademden, en niet vanwege de kou. Als het zicht tien meter was, mochten we onze handjes dichtknijpen. Boven aangekomen klommen we naar de plek waar alle toeristen de klassieke ansichtkaartfoto van Machu Picchu (Mucho Pictures?) schieten. De plek vinden was niet makkelijk, want overal was wolk. Toen we hem vonden, gingen we zitten op de plek waarvan we dachten dat je daar Machu Picchu kon zien. Na een blik op de kaart bleken we volstrekt de verkeerde kant op te kijken. Niet dat dat uitmaakte, het uitzicht was hoe dan ook Wolku Picchu. Ach, we konden er de humor wel van inzien. Een vermogen uitgeven aan een trein waar je als mummie nog niet gevonden wilt worden, dan nog eens je rekening plunderen om de toegang te betalen tot het grote Machu Picchu, om vervolgens een foto van een wolk te kunnen nemen. Wat we dan ook maar deden.
Na een tijdje werd het toch wel vervelend. Wolken zijn saai, hier met die ruïnes! En inderdaad, de Inca wolkengeesten die ongetwijfeld achter deze slechte grap zaten, gaven op. Het werd helderder en helderder. Stukje bij beetje kregen we de ruïnes te zien. Wat simpelweg adembenemend was. Het wijdse uitzicht, de steile bergen met Machu Picchu op de top, onvergetelijk. Bij eerdere Incaruïnes had ik geconcludeerd dat ze vooral heel erg goed in muurtjes bouwen waren, want dat was het enige wat er nog van over was. Maar nu beseften we dat hun grootste talent hun gevoel voor stijl was. Het maakt nogal uit wáár je dat muurtje bouwt. Ze kozen exáct de juiste plek uit. Waar op 21 juni de zon precies tussen twee rotspunten in het oosten schijnt en op 21 december tussen twee bergen in het noorden priemt, samenvloeiend op de zonnewijzer van de Inca's op de top van Machu Picchu. Respect.
...de dingen die voorbijgaan
Tot zover de archeologische tour van Marieke en Azarja in Peru. Nu gaan we snel door naar het zuiden, waar in Chili een camper op ons wacht. Daarmee gaan we een maand door Patagonië crossen. En dan
moeten we snel weer omhoog, want David wacht in mei op ons in Bolivia! O, en voor degenen die het nog niet wisten: we hebben onze terugticket verplaatst naar 10 juli. Na een overstap in de VS hopen
we op 12 juli weer voet te zetten op het groene Hollandse gras. Tot de volgende keer! We missen jullie!
Dobberen op de Amazone
Dag allemaal! Welkom bij alweer het zevende bloedstollende verhaal van Marieke en Azarja in Verweggistan! We willen jullie nog maar eens een keertje bedanken voor alle toffe reacties! Tegen alle mensen die we jaloers hebben gemaakt met onze avonturen, hebben we natuurlijk maar één ding te zeggen: waar wacht je nog op?
12:31 - Over wachten gesproken: dat is precies wat wij nu aan het doen zijn. Terwijl ik dit schrijf staat onze bus stil in de druilende regen, ergens op de route van Tarapoto naar Chachapoyas in Noord-Peru. Iets verderop is een modderlawine naar beneden gekomen, omdat de grond te zwaar is geworden van de overvloedige regen. Hoelang het gaat duren? Niemand weet het. Het is een refrein dat we inmiddels kunnen dromen, en van een modderschuiver meer of minder kijken wij dan ook niet meer op - net zo min als de locals trouwens, die kijken vooral van ons op.
Het vorige verhaal eindigde in Bucaramanga, midden in Colombia. De reden waarom we naar deze verder onbeduidende stad kwamen, was om te vliegen zonder vliegmachien. Oftewel: paragliden! Want in ‘Buca' kan dat voor een prikkie, en ook nog eens bijna elke dag van het jaar. Het was verbazend makkelijk eigenlijk, en helemaal niet eng. Er zit iemand op je rug geknoopt die al het hang- en vliegwerk doet, dus het enige wat je hoeft te doen is zitten en genieten van het uitzicht. Totdat de piloot De Spin gaat doen natuurlijk, en de aarde opeens begint te tollen en je wangen flubberen van de G-krachten. Heerlijk. We stapten allebei uit met een gebeitelde grijns op ons gezicht.
14:15 - Ondertussen vergaat ons het lachen op de bergweg. Woord gaat rond dat er iemand is omgekomen bij de landverschuiving. Ander woord gaat rond dat de weg nog tot morgen gesloten zal zijn en dat we net zo goed om kunnen keren. Wij hebben geen flauw idee.
Na het paragliden gingen we door naar San Gil, en vandaaruit naar Bogotá, de hoofdstad. Niets voor ons. Het was er koud, nat en druk. We kochten een gitaar en besloten nog een keer te gaan vliegen, dit keer wél met vliegmachien. De reis ging naar Leticia, helemaal in het zuiden van het land, waar Colombia een nat voetje in de Amazone heeft. We reizen liever over land, maar in de jungle zijn geen wegen (en gelukkig maar, want waar wegen zijn, verdwijnt de jungle). Het doel was om over de grootste rivier ter wereld naar Peru te varen, met een driedaagse boottocht. Maar voor we daar aan begonnen, doken we nog een keer de jungle in, onder het mom van ‘nu we er toch zijn'.
Toen we in Ecuador in de jungle waren, was het daar het droge seizoen. Hier was het regentijd en stond heel het bos onder water. We pruttelden en peddelden dwars door het ondergelopen oerwoud, kwamen nu en dan vast te zitten in de dichte begroeiing en hakten ons een weg met een machete. We hadden geluk met de dieren. Er hingen luiaards in de bomen, zes aardslamme exemplaren, zich te krabben op de rug of gewoon maar wat te gapen. Er waren roze rivierdolfijnen, misschien wel een dozijn, springend en plonzend in de zonsondergang. En er waren kleine kaaimannetjes, waarvan ik er zelfs één mocht vasthouden en in de angstige oogjes kon kijken. Ook was er nog een slang die onze gids de stuipen op het lijf joeg, en de gebruikelijke muggen, leguanen en vogelspinnen.
17:33 - De bus staat nog altijd stil. We lezen of slapen wat en wachten. Ook namen we een kijkje bij de modderlawine. Er bleek niemand overleden, het wachten is op de shovels. Intussen glibberden ongeduldige vrachtwagenchauffeurs vol gas door de blubber, meestal met een kapotte bumper tot gevolg, maar ze haalden allemaal de overkant. Natgeregend ploeterden we terug naar onze dubbeldekkerbus, die veel te groot is om zoiets te proberen. Nog een uur, zegt een medepassagier.
Na drie dagen kropen we uit de jungle, kochten we een hangmat en knoopten die op het dek van de Jorge Raul, waar we drie nachten en twee dagen op zouden vertoeven, op weg naar Iquitos in Peru. Langzaam, langzaam tuften we langs de stomende jungle, terwijl we stopten bij elk dorpje om wat kippen of mensen in te laden. Er zat niets anders op dan de hele dag in de hangmat te hangen, ingeklemd tussen zestig andere hangmatten, en een beetje te kletsen, te dutten en kinderspeelbal te zijn. De aankomst was een groot contrast met de rust van de rivier. Toeterende motortaxi's, open rioolluchten en lastige verkopers waren ons welkomstcomité. Hallo Peru!
18:03 - We rijden!
Het begin van het einde
Dit jaar gaat de wereld eraan volgens sommige rugzaktoeristen, omdat de Maya-kalender na 2012 ophoudt. Beter maak je er dus een spetterend jaar van, zeggen ze. Anderen houden het erop dat er grote veranderingen staan te gebeuren, maar dat de wereld het wel overleeft.Wat het ook wordt, in ieder geval moest het een bruisend nieuwjaarsfeest worden, daar was iedereen het over eens in backbackerland. Dat zat wel snor in Santa Catalina, een surfspot aan de Pacifische kust van Panama. Er werd al dagen gebouwd aan een gigantisch vreugdevuur op het brede strand. Overal werd drank en vuurwerk vandaan getoverd. Een geweldige combinatie, zo bleek later. Rond de tijd dat het vuurwerk werd afgestoken, waren de afstekers stomdronken, met als gevolg dat de lawinepijlen alle kanten op vlogen. Niet dat het uitmaakte, het was allemaal fantastisch. Het was een heldere nacht, de 31e, en de sterren glinsterden in de spiegelgladde branding. We renden over het lange strand de melkweg achterna, die weerkaatst werd in het water, terwijl de vuurpijlen omhoog floten. Oud en nieuw vieren op het strand, ik kan het iedereen aanraden.
Het eerste programmapunt in 2012 voor ons was een vijfdaagse boottocht terug naar Colombia op de Ilean. Ik weet niet of ik iedereen dát kan aanraden. Met veertien mensen op een veel te kleine boot, het is iets om mee te maken, dat wel. De beperkte lebensraum, het gebrekkige voedsel, de Turkse kapitein en zijn vrouw die de eerste dagen non stop dronken waren, het leidde onvermijdelijk tot strubbelingen, die soms toch ook wel vermakelijk waren. Soms was de kapitein namelijk te dronken om zijn punt aan de overkant te krijgen, en dus bleef het bij oeverloos gewauwel, met af en toe een welgetimede *hik* er tussendoor, wat dan weer voor gegniffel in de groep zorgde, wat de kapitein dan weer pissig maakte, en zo kabbelde het bootje voort over de golven.
Maar dat gekibbel en gekabbel was alleen tijdens de eerste dagen, toen we nog achter het rif van de San Blas eilanden voeren, en alles mooi was om ons heen. Er waren onbewoonde eilandjes, met wuivende kokospalmen en schelpen zo groot als wasbakken, en er waren koraalriffen, met hier en daar een schip op de klippen en pijlstaartroggen van het formaat who-said-I-killed-Steve-Irwin?
Na drie dagen lieten we dit bounty-paradijs achter ons en kozen het ruime sop. We wisten dat het ruig ging worden, want de handelswinden waren opgestoken, en dus ging de kurk op de fles en zeilden we 36 uur aan één stuk naar Colombia, over de woelige baren. De zeeziekte eiste van Marieke dat ze altijd dichtbij de reling bleef en dus zelfs op het dek sliep. Benedendeks was het niet veel beter, want de hele boot stonk naar barracuda, die eerder was gevangen door een fanatieke Kiwi, en nu half verorberd in de keuken lag, wat onze magen deed rommelen, maar niet van de honger. De golven waren eerst wild zoals voorspeld, maar werden langzaam lager, en lager, tot er bijna geen golfslag over was en we de eerste vliegen moesten doodslaan die van Colombiaanse zijde kwamen aangevlogen. Een dozijn of twee dolfijnen begroette onze intocht in Cartagena, de kleurrijke sprookjesstad aan de Cariben, en zo eindigde ons avontuur op de Ilean.
In Cartagena dompelden we ons onder in de kleuren van de oude stad, en later in de blubber van een vlakbij gelegen moddervulkaan, waar ik nog nooit van gehoord had, maar wat hilarisch was. Daarna reisden we langs de kust naar Taganga, met stranden drukker dan Noordwijk tijdens een festivalrel. Dan maar door naar Tayrona National Park, waar we kampeerden tussen de palmbomen in de jungle, vlakbij een strand vol mysterieuze keien, die werden vereerd door de prehistorische Tayrona. Zij zijn nu verdwenen, maar hebben hier en daar ruïnes achtergelaten in de jungle, tussen de lianen en de apen, heel Indiana Jones allemaal.
Nu zijn we in Bucaramanga, een flink stuk naar het zuiden. We hebben onze eerste kilometers naar beneden afgelegd, wat heel dramatisch gezegd het begin van het einde is, maar dat laat vast nog wel even op zich wachten, net als het einde van de wereld. We zijn het reizen nog lang niet beu, al mis ik op een vreemde manier de Hollandse kou, zoals je de winter soms mist als het zomer is. We hopen dat jullie nieuwjaar ook goed begonnen is en wensen jullie (het mag eigenlijk al lang niet meer, dus gooi het maar op het enórme tijdsverschil) alle goeds voor dit jaar. Blue Monday is al achter de rug, dus het ergste hebben jullie gehad!